Kinderen opvoeden in goede en kwade dagen
Het moeilijkste in heel dit kankerverhaal is ons gezin. Niet alleen mijn man krijgt het zwaar te verduren, maar ook onze kinderen.
Onze kinderen zijn een enorme verrijking van ons leven (dat ga je mij niet horen ontkennen), maar soms ook een pain in the ass. Mijn schoonmoeder zegt telkens als we op bezoek zijn “dat het toch veel werk is hé, kinderen grootbrengen”. En elk bezoek opnieuw knik ik bevestigend met vooral heel veel respect voor haar. Want zij heeft welgeteld 6 (wat?!) mooie mensen grootgebracht, net zoals mijn prachtige oma en opa. Onze ‘pain in the ass’ zijn drie zeer actieve broers van 2, 4 en 7 jaar die ons huis praktisch afbreken als we er niet bij zijn. Ze zuigen energie, ze hebben op tijd en stond hun eten en slaap nodig (owee als het niet zo is) én willen alle drie even veel aandacht en knuffels. Maar ’t zijn schatjes hoor!
Wat ik bedoel is dat een gezin met drie jonge kinderen gewoon heel veel werk is. Valt er dan één van die ouders weg en moet de andere ouder alle zorg op zich nemen, voor langere tijd, dan krijg je een situatie waar alleen maar oververmoeidheid uit kan voortkomen. Ik denk vaak, was het maar dit jaar gebeurd en niet vorig jaar, het zou toch al iets simpeler geweest zijn…
Vorig jaar waren onze schatjes 1, 3 en 6 jaar toen we het nieuws kregen. Ik vind het nog steeds niet eerlijk voor hen dat ze al zo jong met de eindigheid van het leven moesten omgaan. Een deeltje van hun opgroeien is niet vlekkeloos verlopen. Ik geloof graag dat ze hier uit leren en sterker van worden, maar toch is er ook iets onzeker voor hen bijgekomen. Ze hebben gezien dat hun mama pijn had en niet kon knuffelen of hen opheffen. Ze hebben gezien dat hun mama amper uit bed geraakt. Ze hebben gezien dat hun mama overgeeft. Ze hebben gemerkt dat mama en papa enorm moe worden van al die shit en niet veel kunnen verdragen. Ze hebben gezien dat mama flipt (compleet over de rooie gaat) als ze hun handen niet onmiddellijk wassen bij het thuiskomen van school. Ze wisten goed genoeg dat mama achter medicijntjes moest gaan die haar weer ziek zouden maken. En ze vroegen zelfs of mama toch niet dood zou gaan en wanneer mama dan genezen is.
Het voorbije jaar hebben we vaak moeten slikken, wenen en te rade gaan bij elkaar als mama en papa. Het blijft jammer dat je de kindjes niet gewoon voor even kan opvouwen en in de kast leggen. Om dan terug uit te halen voor het volgende seizoen, wanneer het allemaal voorbij is (sorry, ik heb net de zomerkleren opgeborgen en de winterstuks uitgehaald).
Ondanks hun leeftijd hadden we ons voorgenomen om open met hen te communiceren, op een zo duidelijk mogelijke manier. Maar probeer dat maar eens met een éénjarige die heel erg gericht is op zijn mama en telkens door zijn mama wil opgepakt worden als hij troost nodig heeft of zijn batterijen even wil opladen. Hoe vertel je hem dat mama hem niet meer kan opheffen of knuffelen net op een moment in zijn leven dat hij het hard nodig heeft. En dit voor 6 weken? Voor dokters lijken die 6 weken niets (of zo vertellen ze het toch), maar voor zo’n kindje die zelf nog maar 52 weken oud is, zijn die 6 weken een enorme sprong in zijn ontwikkeling. Hij moest plots zelfstandig zijn en kon niet meer bij mij terecht zoals hij het gewoon was.
Onze oudste zonen konden we wel meenemen in het grotere verhaal. Toch hebben we dat niet onmiddellijk gedaan, we wilden wachten tot de operatie dichterbij kwam. Denkende dat de opgebouwde stress ons geen parten zou spelen en zij het niet zouden merken, maar kinderen hebben voelsprieten (hoewel je daarvoor eigenlijk geen voelsprieten nodig had). Die ongelooflijke stress in de zomermaanden tussen de diagnose en de operatie was voor ons hele gezin een enorm zware periode. Van zodra we vertelden wat er aan de hand was konden we hen en onszelf voorbereiden op wat komen gaat. Om duidelijk te communiceren met onze jonge zonen gebruikten we prentenboeken die we kregen van de borstkliniek. In de eerste fase konden we focussen op mama’s borstjes die de dokter zou wegnemen om dan nieuwe te maken. Dat hebben we heel letterlijk, heel concreet toegelicht en dat was ok voor hen. Mijn oudste zoon wilde zelfs bij thuiskomst mijn littekens zien. Daar heb ik hem toch nog even voor beschermd tot de wonden grotendeels genezen waren. Ik denk dat het zelfs 3 maand heeft geduurd voor ik me durfde te douchen als zij ook in de badkamer waren.
Enkele maanden later maakten we, uit noodzaak, kennis met het boek ‘grote boom is ziek’. Een prachtig boek over een bos vol met dieren waarvan een diertje merkt dat zijn lievelingsboom ziek is. Een boek dat je, ondanks zijn schoonheid, niet in je handen wil hebben. Het moeilijkste moment was dat waar ik op het einde van het verhaal vertelde aan de kinderen dat ‘mama die boom is’. Pas toen die zin over mijn lippen ging, voelde het pijnlijk echt. Vanaf dat moment was het wel heel gemakkelijk om, bij gesprekken, vragen, gebeurtenissen te refereren naar de boom en hen terug mee te nemen in het verhaal.
Maar ik zei het al, opvoeden is zelfs zonder dit verhaal al een hele uitdaging. Wij moesten ons dus extra goed omringen. Ik nam al vaker de woorden ‘it takes a Village to raise a Child’ in de mond, maar nu bleek die Village toch wel enorm belangrijk. Echter lukte dit in coronatijd niet zo gemakkelijk. 90% van onze vertrouwde Village haakte af. Schrik om ons te besmetten of zelf besmet te geraken via de kindjes die wel nog naar school en crèche gingen. We moesten ons dus op een andere manier gaan omringen. We vertelden ook alles zeer open aan directie en leerkrachten en de verzorgers in de crèche opdat ook zij konden anticiperen. Maar school en crèche waren gelukkig plaatsen waar ze er even niet mee geconfronteerd werden en waar de begeleiders zeer begripvol en flexibel waren.
De volgende stap was professionele hulp inschakelen om te helpen bij de ochtend en avondrush. Natuurlijk kan mij man dat alleen, maar hij kan dat niet een heel jaar alleen. Hij moest een marathon lopen én dus moesten we anticiperen. Gelukkig waren daar de gezinsondersteuners van familiehulp. De enigste organisatie die ons hulp kon aanbieden voor 8u30 en na 17u30. En de dames deden het met glans. Het waren voor onze kinderen vervangmama’s en -oma’s die hen hielpen met eten, wassen, aankleden, tanden poetsen,… Een andere stap was een vaste babysit, maar ook zij ging naar school en moest regelmatig in quarantaine. We zochten verder en creëerden een hele nieuwe Village met nieuwe vrienden. De ouders van klasgenootjes van onze kinderen. Want met die kinderen kwamen ze dagelijks in contact, dat was dus de meeste veilige optie in onze ogen. De mama’s en papa’s van die vriendjes hebben vaak onze kinderen opgenomen in hun gezin in het weekend en vakanties. Zij maakten het voor ons iets draaglijker. En toch merkten we dat onze kinderen net lastiger waren na zo’n chemoweekend waar mama weg was om te rusten en zij bij vriendjes mochten spelen. Het duurde steeds 2 dagen voor we terug verbinding konden maken en ons ritme terug vinden als gezin.
Het is niet alleen mentaal een uitdaging om voor de kinderen te zorgen, maar ook fysiek. Een heel banaal voorbeeld: Ik had het vorige winter zeer moeilijk om in korte tijd mijn kinderen klaar te maken voor school ’s ochtends. Het was toen winter en ik stond al klaar in mijn jas met muts en sjaal om zo snel mogelijk te kunnen vertrekken (je kent het wel, om niet te laat te zijn). Maar door de chemo kwam ik in een (thank god!) tijdelijke menopauze terecht met mega vapeurs. Ik geef de mensen die nog geen menopauze meemaakten een voorsmaakje. In minder dan 30 seconden stond ik helemaal uitgekleed tot op mijn ondergoed in de vrieskou buiten(we hebben een tuin zonder inkijk hoor). Had ik dit niet gedaan, was ik wellicht door mijn benen (precies gekookte spaghettisliertjes) gezakt. Sindsdien moest ik het hebben van mijn delegerende stem.
De kinderen meenemen in het verhaal en blijven opvoeden… dat was en is nog steeds het allermoeilijkste. De vermoeidheid van het voorbije jaar is er nog niet uit voor mijn man en mij. Dat heeft z’n weerslag op ons geduld en de manier van omgaan met elkaar. Net zoals heel vele fysieke ongemakken nog steeds hun weerslag hebben op ons en telkens opnieuw aangeven dat ik, mijn lichaam, een serieuze opdoffer heeft gekregen. We hebben niet veel nodig om weeral eens over de rooie te gaan. Het ding is, kinderen begrijpen het, ze moeten er alleen heel vaak aan herinnerd worden wat er speelt. We leren nog steeds om niet alleen mild te zijn naar de kinderen toe, maar ook en vooral mild te zijn naar onszelf als mama en papa. En we leerden om vaker ons netwerk in te schakelen. Het vraagt wel lef dat we soms (nog altijd) niet hebben.
Tot slot een tip waar ik iets aan had: Ik heb er lang over gedaan om het uit te lezen, maar het heeft me wel wat bijgebracht. Het boek ‘mild ouderschap’ van Nina Mouton.
Maar het meeste had ik aan die kleine gesprekjes met mama’s en papa’s aan de schoolpoort en leerkrachten, directeur, mijn zussen, mijn mama en papa,… Kortom ik ben dankbaar voor onze Village. Ik gun iedereen van harte zo’n netwerk.