Mijn prachtige lange haren
Kappers vertellen dat, wanneer een vrouw binnenkomt met de boodschap dat er een flink stuk af mag, er iets is gebeurt in haar leven. Het markeert een mijlpaal. Vaak een relatie die stuk loopt of een nieuwe job. Maar wat als je niet anders kan? Desalniettemin ben ik in mijn jonge leven nooit bij mijn topkapster Sarah binnen gestapt met de boodschap dat er een flink stuk af mag. Wel heb ik er verschillende keren met haar over gesproken omdat veel vrouwen na een bevalling een ander kapsel willen. Ik niet, nee, ik had super mooi, lang, dik haar. Van dat verzorgd kwaliteitshaar dat een kapper niet vaak meer ziet of moet ik zeggen zag. Want dat ben ik nu kwijt, voor even toch.
Bij chemotherapie valt je haar sowieso uit, of je het nu wil of niet. Het is voor iedereen duidelijk dat je ziek bent. En op een bepaald moment komt het terug en heb je een kort kapsel. Na een tijdje heeft niemand nog door dat je kanker had en het daarom zo kort is, maar denken de mensen dat je door het leven stapt met een kort kapsel. Op zich niets mis mee.
Toch vraag ik me af of je de psychologie achter het drastisch veranderen van een kapsel ook kan toepassen op mijn situatie. In het begin lijkt mijn terug groeiende haar een teken van genezing en hoop. Maar stilaan stel ik me toch meer vragen. Wil ik nog de vrouw worden die ik altijd was? Wil ik terug de Marieke van voordien zijn? Of wil ik toch een nieuwe weg in slaan? En hoe drastisch mag die weg zijn?
Bij de start van de oncorevalidatie mochten we aangeven waarom we aan deze revalidatie deelnamen en waar we willen staan over drie maand (want zo lang duurt het programma). Mijn antwoord was steevast: ‘ik wil terug de Marieke van vroeger worden’ (net zoals mijn jonge lotgenote Sofie (fictieve naam) naast me waar ik zoveel aan heb gehad). Andere lotgenoten moesten wat lachen, de begeleidende psychologe zette me vriendelijk maar gedecideerd met mijn voetjes op de grond. Die verwachting bleek niet realistisch, sowieso is je leven veranderd, de vraag is hoe je er mee omgaat. 3 maand na het einde van de oncorevalidatie en dus zo’n 6 maand later, komt eindelijk het besef. Maar dat maakt me niet minder ambitieus om mijn leven verder aan te gaan (hoewel ik soms toch gewoon in de zetel wil liggen en vergeten).
Terug naar eind november. Toen ik het nieuws kreeg dat chemotherapie noodzakelijk was, kreeg ik ook het nieuws dat bij mijn type chemotherapie mijn haar misschien niet zou uitvallen. “Wat?!” Ja hoor, ik kon gebruik maken van de hoofdhuidkoeling (of de ijskap in onze woorden). Maar voor de zekerheid moest ik toch even langs de pruikenwinkel opdat de verkoopster mijn haar kon zien en een geschikte pruik kon voorstellen. En zo zat ik in de pruikenwinkel, met een lang en afkeurend gezicht, de ene pruik na de andere passend. Het enige dat ik kon opmerken was: “pff, je ziet toch dat dat niet echt is” of “amai, wat een lelijke pruiken”, “ojee, al die lelijke mutsen, dat is echt in your face”. Pas op: ik heb bij één pruik moeten toegeven dat het toch mooi en echt leek. Ik denk dat ik de, o zo lieve, begrijpende en zachtaardige verkoopster, toch wel wat heb doen schrikken.
Ongeveer 5 weken later, op kerstavond, zat ik daar, voor de spiegel in de pruikenwinkel. Helemaal klaar om mijn haar af te scheren. Ondanks het gebruik van de ijskap viel mijn haar heel snel uit. Ik kamde elke ochtend en avond een vuilbak vol met haar. En pijn… je haar dat uitvalt doet zo’n pijn. Op slag was ik er klaar voor… afscheren die handel! Voordat de kindjes naar de opvang vertrokken mochten ze nog snel een stukje van mijn haar afknippen, want als ze terugkeerden zou mama kaal zijn (zei ik zo opgewekt mogelijk). Maar één van onze drie zonen durfde het aan om te knippen, de anderen keken droevig toe of liepen ongeïnteresseerd (vooral de jongste van 1 jaar) weg. Voor mij was dat een belangrijke stap om het zelf ook aan te kunnen. De o zo lieve verkoopster was mijn passage van een tijdje terug nog niet vergeten en liet me tijdens het afscheren mijn ogen sluiten. Ik mocht ze pas open doen als ik mijn pruik op had. Ik kon het niet laten om toch één oog open te trekken als ze even weg was en ik zag zowaar bijna Sinéad O’Connor, en niet Britney Spears (we blijven positief). Het viel dus best wel mee. En zo bleef ik na het enthousiast passen van mijn pruik en nog enkele mutsjes staren naar mijn kale hoofd. “Dat ik toch op korte tijd een grote mentale switch heb gemaakt” zei de lieve verkoopster.
Ik keer terug naar mijn (onvrijwillig) korte kapsel en de psychologie van verandering die er achter schuilt. Hoewel het korte haar me staat en ik regelmatig (allé, vaak dan) een compliment krijg, blijf ik er bij dat ik het laat groeien zodat het terug weelderig is als voorheen. Na een tijdje besef ik dat achter alles nog steeds een dieper verlangen schuilt om terug de vrouw van voorheen te zijn. En mijn haar maakt dit heel duidelijk zichtbaar. Het terug groeien gaat traag, maar gestaag. Zal het voor de rest van mijn herstel ook zo zijn?